Arrest Hoornse taart

Het Hoornse taart-arrest is een arrest uit 1911, waarin de Hoge Raad de ondergrens voor de opzet bepaalde: het voorwaardelijk opzet. Het is één van mijn favoriete arresten. Niet alleen omdat ik (voorwaardelijk) opzet een ontzettend boeiend leerstuk vind, maar ook omdat de casus van dit arrest ontzettend tot de verbeelding spreekt en zo maar de basis zou kunnen zijn voor een detectiveroman.

De casus

Johannes Beek was een 63-jarige winkelier en kantoorbediende, die in 1907 ook in het gemeentehuis werkte als bode. Hij was samen met zijn collega Willem Markus belast met het innen van geld voor de kermissen en de jaar- en weekmarkten. Op een dag rees bij Willem het vermoeden dat Johannes kermisgeld had achtergehouden en hij confronteerde hem daarmee. Het vermoeden bleek juist; Johannes bekende en betaalde het geld terug. Hij dacht dat daarmee de kous af was, hij was ervan overtuigd dat Willem had beloofd niets te melden bij het college van burgemeester en wethouders, maar Johannes werd tóch ontslagen vanwege dit voorval.

Hij begon Willem diep te haten. Door zijn ontslag, dat hij Willem kwalijk nam, raakte hij een groot deel van zijn inkomsten kwijt. Dit was de aanleiding voor zijn besluit om Willem te vermoorden. Hij hoopte ook dat hij na de dood van Willem zijn oude baan weer terug zou kunnen krijgen.

Johannes had een zwager die drogist was en bij hem kocht hij eind september 1910 rattenkruit (arseentrioxide). Vervolgens ging hij naar Haarlem en bestelde daar een taart bij de banketbakker waar hij het gif instopte. Daarna reisde hij naar Amsterdam, waar hij onder een valse naam de taart bij Van Gend & Loos afleverde. Deze firma bezorgde de taart de volgende dag bij de familie Markus, in Hoorn. Alles verliep vlekkeloos, maar het ging mis toen Willem niet van de taart at.
Zijn vrouw Maria en hun dienstmeisje Grietje deden dat wel. Het dienstmeisje werd alleen ernstig ziek, maar Maria overleed de volgende nacht.

Omdat het geen groot geheim was dat Johannes een hekel had aan Willem, was de politie hem al snel op het spoor en op 4 oktober 1910 bekende hij. Daarbij vertelde hij ook dat hij zich van tevoren had gerealiseerd dat iemand anders dan Willem van de taart kon eten. Een opmerking die later van groot belang bleek te zijn.

De rechtszaak

Bij de rechtbank eiste de officier van justitie veroordeling wegens moord op Maria en poging tot moord op Grietje, maar daar ging de rechtbank niet in mee. Johannes had uiteindelijk alleen Willem willen vermoorden en niemand anders; de opzet van Johannes was gericht op de dood van Willem en niet op die van Maria en Grietje. De rechter kwam daarom niet verder dan doodslag en poging tot doodslag.

Het gerechtshof dacht er in hoger beroep anders over. Johannes had immers gezegd dat hij zich vooraf had gerealiseerd dat ook iemand anders dan Willem van de taart kon eten, maar had desondanks de taart bij de familie Markus laten bezorgen. Hij had, kortom, de aanmerkelijke kans aanvaard dat iemand anders dan Willem van de taart zou eten en daardoor zou komen te overlijden. Hiermee was het voorwaardelijk opzet geboren en kon Johannes veroordeeld worden voor poging tot moord op Grietje en moord op Maria.

De Hoge Raad sloot zich in cassatie aan bij deze redenering en verankerde daarmee het voorwaardelijk opzet als ondergrens voor opzet, waardoor dit arrest nog altijd een belangrijke rol speelt in het strafrecht. En Johannes? Die werd inderdaad wegens moord en poging tot moord veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Hij overleed in 1918 in de gevangenis in Leeuwarden.

Begrippen

Opzet
Willens en wetens; je weet wat het gevolg is van je handelen en je wilt dit gevolg ook.

Voorwaardelijk opzet
Je weet wat het gevolg kan zijn van je handelen en je aanvaardt bewust de aanmerkelijke kans hierop.

Doodslag (art. 287 Sr)
Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Moord (art. 289 Sr)
Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Voorbedachte raad
De verdachte heeft zich enige tijd kunnen beraden op zijn besluit en heeft niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij heeft gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad.

Vindplaats arrest

ECLI:NL:HR:1911:1 – Rechtspraak.nl
HR 19-06-1911, W 9203 – Weekblad van het regt